Is er toekomst voor carnaval in het dorp?

Is er toekomst voor carnaval in het dorp?

Nadat er berichten waren in het Brabants Dagblad, nu ook een bericht in het Eindhovens Dagblad. Ditmaal wat algemener: Is er toekomst voor carnaval in het dorp?

Sarah Spijkers uit Schaijk komt aan het woord. Hieronder het volledige artikel.

Is er toekomst voor carnaval in het dorp? ‘De tijd dat we hier zeven cafés hadden, is wel voorbij’

Voor de 20-jarige Sarah is carnaval in haar dorp ‘één grote reünie’. Veel jongeren van haar leeftijd trekken voor het leutfeest echter naar de grote stad, blijkt uit onderzoek van de drie Brabantse kranten. Zijn jongeren als Sarah de redding voor het carnaval in de dorpen, of ligt het toch wat ingewikkelder?

Sarah Spijkers komt uit Schaijk, een dorp van zo’n zevenduizend inwoners in Oost-Brabant dat tijdens carnaval wordt omgedoopt tot Moesland. Ze weet niet beter dan dat ze carnaval viert in haar eigen woonplaats. Het Moeslandse bloed stroomt door haar aderen.

,,Als 2-jarige werd ik al door mijn ouders, met een koptelefoon op mijn oren, meegenomen op de carnavalswagen”, vertelt Spijkers enthousiast. Carnaval is haar met de paplepel ingegoten. Haar ouders zijn ‘diehard’ carnavalsvierders en sinds jaar en dag vrijwilligers bij de lokale carnavalsvereniging.
,,Carnaval in Moesland is één grote reünie. Waar je ook komt, in de tent of in de kroeg, je komt áltijd bekenden tegen”, legt Spijkers uit. ,,Het sociale en de saamhorigheid zijn ongekend.” Ze herinnert zich dat ze een keer ziek werd tijdens carnaval. ,,Meteen werd ik door de mensen om me heen opgevangen. Ze verlieten me niet, voordat ze wisten dat ik oké was.”

Het is voor de 20-jarige Schaijkse lastig voor te stellen dat hetzelfde ons-kent-onsgevoel ook in een grote stad, zoals Oeteldonk, wordt ervaren. ,,Maar als je met die massa en tradities bent opgegroeid, is dat wat je gewend bent.”

Oeteldonk en Kielegat hebben veel te bieden
Spijkers is echt niet de laatste der Mohikanen. Ongeveer de helft van de Brabanders buiten de grote steden viert nog gewoon carnaval in de eigen plaats. Dat blijkt uit een groot onderzoek van BN DeStem, Brabants Dagblad en Eindhovens Dagblad onder duizend Brabanders. Zij werden ondervraagd over hoe en waar ze carnaval vieren. In dat onderzoek is een scherpe tweedeling te zien tussen carnavalsvierders onder de 35 jaar en carnavalsvierders daarboven.

Juist die jongeren vieren vaak carnaval buiten het eigen dorp. Met name Kielegat (Breda) en Oeteldonk (Den Bosch) trekken veel jonge carnavalsvierders uit omliggende dorpen en plaatsen, blijkt uit ons onderzoek. De 20-jarige Isa van Berkel uit Uden viert bijvoorbeeld best graag carnaval bij de Knoerissen in haar woonplaats, maar haar hart heeft ze verpand aan carnaval in Oeteldonk.

Dat begon toen een vriendin vroeg of ze een keer meeging. ,,De sfeer daar is zo leuk”, zegt Van Berkel. ,,Het is ook weleens leuk om ergens anders carnaval te vieren. In mijn woonplaats ga ik altijd al stappen. De grap is dat we in Oeteldonk ook een hoop bekenden uit Uden tegenkomen.”

Ook gemakzucht
,,Eerlijk is eerlijk: het gaat niet alleen om een mooi feest, maar het is ook een beetje gemakzucht. Want je hoeft niet na te denken over je outfit”, verwijst Van Berkel naar de Bossche traditie om een boerenkiel of -jas te dragen. ,,Ik heb een jasje dat ik van een vriendin van mijn zusje overnam, ik doe een sjaal om in Oeteldonkse kleuren en klaar.”

Toch zorgt de Udense er elk jaar voor dat ze er tiptop uitziet om het Oeteldonkse volksfeest mee te vieren. Ze heeft haar jasje flink gepimpt met de nodige Oeteldonkse emblemen, en dat is nog best kostbaar. ,,Ik heb een groot vignet achter op mijn jas en heb de epauletten besteld. Die moet ik er nog opzetten.”
,,Een aantal emblemen heb ik origineel gekocht, maar de meeste heb ik zelf in elkaar geknutseld. Zonder zo’n outfit kom je in sommige kroegen gewoon niet binnen. Als ze zien dat je als Brabantse zoveel moeite doet, vinden ze dat in de kroegen alleen maar leuk. Dus we komen altijd wel binnen.”

Als het aan Van Berkel ligt, blijft ze nog heel lang carnaval vieren in de Brabantse hoofdstad. ,,Mijn streven is elk jaar een nieuw embleem erbij.”

Het café verdwijnt
Hoewel de wegtrekkende jeugd door veel carnavalsvierders als een bedreiging voor carnaval in de kleinere plaatsen wordt gezien, speelt er met name in de kleine dorpen ook een ander probleem. In die kernen hebben café-uitbaters het steeds lastiger om het hoofd boven water te houden. En zonder café is het lastig carnaval vieren.

In Someren-Eind, een dorp aan de Zuid-Willemsvaart en de rand van de Peel, verdwijnen de cafés langzaam maar zeker. ,,Ik kan me nog herinneren dat we als carnavalsvierders zes of zeven cafés hadden”, zegt Bas van Velthoven, voorzitter van de plaatselijke carnavalsvereniging De Plattevonder. ,,Maar die tijd is voorbij.”
De residentie van De Plattevonder is al tientallen jaren café Jan van Tieskes, de laatste echte kroeg in het dorp. Die gelegenheid staat echter te koop en is al wat minder open. Bij de carnavalsclub houden ze er rekening mee dat ze daar volgend jaar al niet meer terechtkunnen.

Partycentrum wordt gesloopt
Daar komt nog bij dat partycentrum De Platte Vonder in het dorp gaat plaatsmaken voor woningen. De opties voor de Someren-Eindse carnavalsvierders nemen daardoor in rap tempo af. Er is nog wel een restaurant waar je feesten kunt houden, maar een echt café is er dan niet meer.

De carnavalsclub verwacht daarom in de toekomst meer activiteiten in de foyer van gemeenschapshuis De Einder te zullen organiseren. Het is een uitwijkmanoeuvre waar in kleinere dorpen al vaker naar wordt gegrepen. ,,Dit jaar doen we daar al meer”, zegt Van Velthoven. ,,Maar dat wil niet zeggen dat we daar alles willen doen. Ik vraag me af of dat goed zou zijn voor het carnaval.”

Daarom wil de club na de komende editie in een groter gezelschap gaan brainstormen over welke kant het op moet met het carnaval in Someren-Eind. ,,Er zijn wel wat zorgen, maar er is genoeg creativiteit in ons dorp. Ik hoop dat we straks kunnen zeggen dat het verdwijnen van de kroegen geen verlies is. Dat de alternatieven goed zijn. Als we creatief denken, zijn er echt andere dingen mogelijk. Dat vraagt wel inspanningen, in tijden dat vrijwilligers werven steeds meer een uitdaging wordt.”

Bron: Eindhovens Dagblad
Foto: Marc Bolsius